preglaciaal
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: preglaciaal (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pre·gla·ci·aal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | preglaciaal | preglacialen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
preglaciaal
- (aardrijkskunde) (geologie) tijdperk (kort) voor de ijstijd
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | preglaciaal | preglacialer | preglaciaalst |
verbogen | preglaciale | preglacialere | preglaciaalste |
partitief | preglaciaals | preglacialers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
preglaciaal
- (aardrijkskunde) (geologie) van kort voor de ijstijd en van kort voor het front van het landijs
Gangbaarheid
- Het woord 'preglaciaal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel pre- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Aardrijkskunde in het Nederlands
- Geologie in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal