portioneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • por·ti·o·neert

Werkwoord

vervoeging van
portioneren

portioneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van portioneren
    • Jij portioneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van portioneren
    • Hij portioneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van portioneren
    • Portioneert! 

Gangbaarheid