pontman
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pont·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pontman | pontmannen pontlui pontlieden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de pontman m
- vrachtvaarder in de binnenvaart
- schipper op een veerpont
- ▸ Iemand stoot tegen mijn fiets. Ik draai me boos om, klaar om de hork toe te snauwen die de al volle pont nog voller probeert te stouwen, maar kijk recht in het vrolijke gezicht van 'de pontman'.[2]
Synoniemen
- [2] veerman
Gangbaarheid
- Het woord 'pontman' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pontman" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Lorianne van Gelder“De Pont Etiquette: zo hoort het aan boord” (20 april 2015), Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be