polderwinkelen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pol·der·win·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van polder bw en winkelen ww
Werkwoord
polderwinkelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
polderwinkelen |
polderwinkelde |
gepolderwinkeld |
zwak -d | volledig |
- winkelen waarbij men de geldende coronaregels wel heel erg soepel interpreteert
Gangbaarheid
- Het woord 'polderwinkelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.