poepluier
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- poep·lui·er
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van poep zn en luier zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | poepluier | poepluiers |
verkleinwoord | poepluiertje | poepluiertjes |
Zelfstandig naamwoord
- een luier waarin poep zit
- De Telegraaf is op zoek naar vaders én naar moeders die helemaal geen behoefte hebben aan uitbreiding van het ouderschapsverlof. Was u als vader juist blij dat u weer aan het werk kon, weg van de dampende poepluiers en kraamvisite?[1]
- Toen Liesbeth 33 was, werd ze zwanger. We kregen een zoon en ik was in de wolken. Poepluiers, flesjes, huiluurtje: geen enkel probleem. Maar die gebroken nachten. Zo had ik ze sinds mijn studententijd niet meer meegemaakt.[2]
Gangbaarheid
- Het woord poepluier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "poepluier" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ de Telegraaf 26 apr. 2017 OPROEP: Geen behoefte aan papadag 26 apr. 2017 in BINNENLAND
- ↑ de Telegraaf 20 feb. 2017 ’Te oud voor het vaderschap’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be