plug in

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plug in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inpluggen

plug in

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inpluggen
    • Ik plug in. 
  2. gebiedende wijs van inpluggen
    • Plug in! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inpluggen
    • Plug je in? 


Gangbaarheid