playmobil

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

playmobil poppetje
Uitspraak
Woordafbreking
  • play·mo·bil
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord playmobil
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

playmobil

  1. (speelgoed) omvangrijke speelgoedlijn, bestaande uit een groot aantal plastic poppetjes met bijbehorende accessoires
    • De adventskalender maar dan met elke dag een minicadeau: top om te leren (af-)tellen. PLAYMOBIL Adventskalender Kerst. (49,99 euro, vanaf 4 jaar.) [1] 
    • De jongen brak ook het hart van zijn vader met zijn verlanglijstje voor Kerstmis. ,,Hij zei dat hij graag Playmobil wilde en andere cadeautjes. ‘Maar het meest van al wil ik mama terug.’ En daarmee kan ik hem niet helpen”, vertelt de man, die er nu een tijdje tussenuit gaat op zijn werk. [2] 
    • Dit jaar maakt ze opnieuw zoveel mogelijk kerstpakketten voor gezinnen of alleenstaanden die net buiten de doelgroep van de Voedselbank vallen. Hoeveel? Dat is afhankelijk van de donaties die ze krijgt. Miranda is alweer druk bezig om alles voor elkaar te krijgen. Een doosje Playmobil, kortingskaarten voor de Winter Waarbeek. Maar ook bedrijven waaronder de Zuivelhoeve Hengelose Esch en Patrick’s Kaasboetiek hebben haar wat toegezegd. [3] 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen