plantsoenendienst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

enkelvoud meervoud
naamwoord plantsoenendienst plantsoenendiensten
verkleinwoord
boomkwekerij van een plantsoenendienst
Uitspraak
Woordafbreking
  • plant·soe·nen·dienst
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de plantsoenendienstm

  1. organisatie die zorgt voor de aanleg en het onderhoud van openbare groenvoorzieningen
     In het park is de plantsoenendienst bezig omgevallen bomen op te ruimen en de verdere schade te herstellen.[1]
     De bijstandsgerechtigden moeten wat Buma betreft in deeltijd ondersteunende functies gaan vervullen in bijvoorbeeld de zorg, het onderwijs en de plantsoenendienst. Het gaat om banen "waarvoor je minder opleiding nodig hebt", zegt Buma in een interview met het AD. "Dan heb ik het dus niet over verpleegkundigen." De basisbanen moeten gecreëerd worden door de overheid en het bedrijfsleven.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium op Wikipedia, ISBN 9789057598500
  2. Bronlink geraadpleegd op 19 februari 2022 Weblink bron “Buma wil basisbaan voor mensen in de bijstand” (09-03-2019), NOS