plantenbak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

plantenbak
Uitspraak
Woordafbreking
  • plan·ten·bak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord plantenbak plantenbakken
verkleinwoord plantenbakje plantenbakjes

Zelfstandig naamwoord

de plantenbakm

  1. een bak waarin men planten laat groeien
     De barones wurmt haar handen uit de tuinhandschoenen en legt ze op de rand van een plantenbak.[2]
     Als je de foto's niet hebt gezien, is het bijna niet te geloven. De auto van Ingrid Elemans raakte gisteren zwaar beschadigd bij een bijzonder ongeluk. Op de parkeerplaats van een tuincentrum in Leusden lag er ineens een loodzware plantenbak op het dak van haar cabrio.[3]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 januari 2022 Weblink bron
    INGRID ELEMANS
    “Reusachtige plantenbak valt op cabrio” (28-02-2018), NOS