pikten af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pik·ten af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afpikken

pikten af

  1. meervoud verleden tijd van afpikken
    • Wij pikten af. 
    • Jullie pikten af. 
    • Zij pikten af. 


Gangbaarheid