patrouillevaartuig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·trouil·le·vaar·tuig
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord patrouillevaartuig patrouillevaartuigen
verkleinwoord patrouillevaartuigje patrouillevaartuigjes

Zelfstandig naamwoord

het patrouillevaartuigo [1]

  1. boot waarmee men inspecties uitvoert
     De onderneming was ten volle geslaagd, maar ze hadden de lading nog maar nauwelijks aan wal gebracht of ze werden gewaarschuwd dat een patrouillevaartuig de haven van Toulon had verlaten en hun richting uit kwam.[2]
     Op de eenendertigste maart van het jaar 1810 ligt in de haven van Maassluis, de meest beruchte smokkelhaven van het koninkrijk Holland, een Frans patrouillevaartuig dat de blauw-wit-rode vlag in top draagt.[3]


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen