partus

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  partus    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• par·tus

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bevalling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1901

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	partus	partussen
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de partus m

1. (medisch) baring

Vertalingen

    1. baring   

Engels: parturition (en)

Gangbaarheid

• Het woord partus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "partus" herkend door:

55 %	van de Nederlanders;
40 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.