participatief
Uiterlijk
- par·ti·ci·pa·tief
- afleiding van participatie met het achtervoegsel -ief
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | participatief | participatiever | participatiefst |
verbogen | participatieve | participatievere | participatiefste |
partitief | participatiefs | participatievers | - |
participatief
- actief deelnemend; een actieve bijdrage leverend
- ▸ ‘Neutraliteit van het personeel, een versterkte governance, een rustig kader, een open en participatief parlementair debat.’[1]
1. actief deelnemend; een actieve bijdrage leverend
- Het woord participatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron jfja“Geen beroep tegen hoofddoekenvonnis MIVB” (17/06/2021), De Standaard