parlementariër
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- par·le·men·ta·ri·er
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘lid van het parlement’ voor het eerst aangetroffen in 1924 [1]
- Afgeleid uit het Duits (van parlement) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parlementariër | parlementariërs |
verkleinwoord | parlementariërtje | parlementariërtjes |
Zelfstandig naamwoord
de parlementariër m
- (politiek) iemand die door middel van verkiezingen is verkozen om de bevolking van een land te vertegenwoordigen in het parlement
- De Duitse parlementariërs stemmen komende donderdag over het wetsvoorstel.
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen
1. iemand die door middel van verkiezingen is verkozen om de bevolking van een land te vertegenwoordigen in het parlement
Gangbaarheid
- Het woord parlementariër staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "parlementariër" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "parlementariër" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ parlementariër op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be