parkeer fout

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • par·keer fout
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
foutparkeren

parkeer (…) fout

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van foutparkeren
    • Ik parkeer fout. 
  2. gebiedende wijs van foutparkeren
    • Parkeer fout! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van foutparkeren
    • Parkeer je fout? 

Gangbaarheid