panoramaraam
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pa·no·ra·ma·raam
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van panorama zn en raam
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | panoramaraam | panoramaramen |
verkleinwoord | panoramaraampje | panoramaraampjes |
Zelfstandig naamwoord
het panoramaraam o
- zeer groot raam waardoor een heel panorama is waar te nemen
- ▸ Ze zaten in de grote eetzaal vlak bij het panoramaraam met uitzicht over de hele Hotellviken.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'panoramaraam' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142