pacete
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pace·te
Woordherkomst en -opbouw
- pace met de uitgang -te volgens spellingregel 12.D
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pacen |
pacete
- enkelvoud verleden tijd van pacen
- Ik pacete.
- Jij pacete.
- Hij, zij, het pacete.
- Ik pacete.