paal aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • paal aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanpalen

paal (...) aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpalen
    • Ik paal aan. 
  2. gebiedende wijs van aanpalen
    • Paal aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanpalen
    • Paal je aan? 

Gangbaarheid