optometrist

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·to·me·trist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord optometrist optometristen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

optometrist m

  1. (beroep) oogmeetkundige

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be