openingsvraag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ope·nings·vraag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord openingsvraag openingsvragen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de openingsvraagv / m

  1. vraag waarmee men een ondervraging begint
     Redacteur Levov maakte zich nog steeds zorgen over de geldkwestie en hield vol dat hij van plan was te ontkennen als hij die vraag kreeg, vooral als het de openingsvraag was.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044633535