onwerkelijk

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  onwerkelijk    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• on·wer·ke·lijk

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van werkelijk met het voorvoegsel on-

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	onwerkelijk	onwerkelijker	onwerkelijkst
verbogen	onwerkelijke	onwerkelijkere	onwerkelijkste
partitief	onwerkelijks	onwerkelijkers	-

Bijvoeglijk naamwoord

onwerkelijk

1. verbeeld

Antoniemen

• werkelijk, waargebeurd

Verwante begrippen

• ireëel

Vertalingen

    1. verbeeld   

Engels: unreal (en)

Gangbaarheid

• Het woord onwerkelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "onwerkelijk" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.