onvoorspelbaar
Uiterlijk
- on·voor·spel·baar
- Afgeleid van voorspelbaar met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onvoorspelbaar | onvoorspelbaarder | onvoorspelbaarst |
verbogen | onvoorspelbare | onvoorspelbaardere | onvoorspelbaarste |
partitief | onvoorspelbaars | onvoorspelbaarders | - |
onvoorspelbaar
- waarvan de uitkomst niet bij voorbaat te kennen is
- Hij vertoont soms de onvoorspelbaarste reacties.
- Het woord onvoorspelbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onvoorspelbaar" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be