onverenigbaarheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·ver·enig·baar·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van verenigbaar met het voorvoegsel on- en met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onverenigbaarheid | onverenigbaarheden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de onverenigbaarheid v
- het niet verenigd kunnen worden
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord onverenigbaarheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.