onkerkelijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: onkerkelijk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- on·ker·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onkerkelijk | onkerkelijker | onkerkelijkst |
verbogen | onkerkelijke | onkerkelijkere | onkerkelijkste |
partitief | onkerkelijks | onkerkelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onkerkelijk
- (religie) niet lid zijn van een kerkgenootschap
- Iemand die in god gelooft kan heel goed onkerkelijk zijn.
- Elke week trekt Hillsong zo’n 1.100 bezoekers, ook gisteren weer. Wat is de aantrekkingskracht van deze hippe kerk? ‘Ze willen ook een kerk zijn voor onkerkelijken’, zegt Klaver. ‘De vraag is echter of ze ook buiten bestaande christelijke milieus veel mensen trekken.’ [1]
- 'Ik ben onkerkelijk, atheïst kun je zeggen', zegt Arjen Janssen (35), als hij aan de beurt is bij het voorstelrondje. 'Ik kom uit een ongelovig milieu, van huis uit heb ik niks van de kerk meegekregen.' Toch is Janssen - haar in een staartje, startend software-ondernemer - lid van het CDA, sinds een jaar. Hij denkt dat atheïsten een verwaarloosde doelgroep zijn voor het CDA en dat daar veel te winnen valt. [2]
Verwante begrippen
Antoniemen
Vertalingen
1. niet lid zijn van een kerkgenootschap
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord onkerkelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.