omlegt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·legt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omleggen |
omlegt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omleggen
- Jij omlegt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omleggen
- Hij omlegt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omleggen
- Omlegt!
Verwante begrippen
vervoeging van |
---|
omleggen |
omlegt