omen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- omen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘voorteken’ voor het eerst aangetroffen in 1805 [1]
- uit het Latijn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | omen | omina |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
omen o
- voorteken
- Ruttes steun is een slecht omen. Eerst Verheijen, nu Opstelten en in zijn kielzog Teeven: de ‘volledige steun van de premier’ levert blijkbaar een snel opstappen op. [3]
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- nomen est omen
de naam zegt het al
Gangbaarheid
- Het woord omen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "omen" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "omen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ omen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC J. Tolsma 12 maart 2015
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be