nikoed
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ni·koed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nikoed | nikoeds |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de nikoed m
- (Jiddisch-Hebreeuws) (taalkunde) markering met diakriet waarmee in Hebreeuwse tekst klinkers kunnen worden aangegeven
- ▸ Typisch negentiende-eeuwse verschijnselen als Hebreeuwse punctuering (nikoed) en Duitsachtige klinkerverlengers (heej en ajin) verdwijnen de laatste jaren uit de meeste boeken en kranten.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'nikoed' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Nicoline van der Sijs (red)“Taaltrots : Purisme in een veertigtal talen” (1999), Uitgeverij Contact, Amsterdam / Antwerpen, ISBN 9025496245, p. 101
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Taalkunde in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal