nida
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ni·da
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nida | nidot |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de nida v
- (Jiddisch-Hebreeuws) menstruerende vrouw
- (Jiddisch-Hebreeuws) staat van onreinheid, met name van menstruerende vrouw
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'nida' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.