neerstrijken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[3] neerstrijkende ganzen
Uitspraak
Woordafbreking
  • neer·strij·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

neerstrijken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
neerstrijken
streek neer
neergestreken
klasse 1 volledig
  1. glad maken
  2. ergens gaan zitten of wonen, je ergens vestigen
    • Na vele jaren zwerven zijn wij in Almelo neergestreken. 
  3. iets naar beneden halen
    • De vlag neerstrijken. 
  4. dalen en landen van vogels
    • Zondagochtend organiseert IVN een ‘winterse bomenwandeling’ in Broek in Waterland, een dorpje vlak boven Amsterdam. Dat dit als een van de mooiste dorpjes van Nederland wordt beschouwd komt niet alleen door de grijs geschilderde houten huizen, de vele watertjes of de veenweidegebieden rondom (waar het in het voorjaar nog wemelt van de grutto’s en waar ’s winters duizenden ganzen neerstrijken) maar ook door de vele, vaak monumentale bomen die hier staan. In de winter worden hun mooie vormen en prachtige kronen zichtbaar. Met een beetje geluk worden ook nog ‘roestende’ ransuilen gezien. [2] 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. neerstrijken op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC Saskia van Loenen 15 december 2016
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be