nachtwinkel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nacht·win·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtwinkel nachtwinkels
verkleinwoord nachtwinkeltje nachtwinkeltjes

Zelfstandig naamwoord

de nachtwinkelm

  1. winkel die van 06.00 tot22.00 open mag zijn en soms ook van 22.00 uur tot 6.00 uur
     Ook vernielden ze straatmeubilair, auto's en een stadsbus. Verder werden winkelruiten ingegooid en sloegen sommige relschoppers aan het plunderen. Verder werd de politie bekogeld en gingen relschoppers onder meer tekeer in een nachtwinkel, schrijft de VRT.[1]
     Woodson werd gisteren opgepakt omdat hij was opgemerkt door een medewerker van een nachtwinkel. De man vond dat Woodson, gekleed in een legerjas, zich verdacht gedroeg. Een agent sprak hem aan, maar Woodson antwoordde nerveus en rende daarna weg.[2]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Rellen in Brussel na WK-kwalificatie Marokko” (Zondag 12 november 2017, 09:47), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Arsenaal gevonden in hotelkamer VS” (Dinsdag 26 januari 2010, 08:48), NOS