Naar inhoud springen

mottig

Uit WikiWoordenboek
  • mot·tig
  • afleiding van mot met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen mottig mottiger mottigst
verbogen mottige mottigere mottigste
partitief mottigs mottigers -

mottig

  1. door de mot aangevreten waardoor er in kleding allemaal kleine gaatjes kunnen zitten
    • Na een jaar in de kast te hebben gehangen was het wollen pak helemaal mottig geworden. 
  2. (België) heel lelijk
85 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be