mottig
Uiterlijk
- mot·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | mottig | mottiger | mottigst |
verbogen | mottige | mottigere | mottigste |
partitief | mottigs | mottigers | - |
mottig
- door de mot aangevreten waardoor er in kleding allemaal kleine gaatjes kunnen zitten
- Na een jaar in de kast te hebben gehangen was het wollen pak helemaal mottig geworden.
- (België) heel lelijk
- Het woord mottig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mottig" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be