moralisme

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·ra·lis·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord moralisme
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het moralismeo

  1. de neiging om kwesties te beoordelen op basis van waarden en normen
    • ,,De kijker kon zich niet alleen identificeren met de wanhopige strijd van Dennis van de dierenwinkel tegen een permanent dreigend faillissement, of van ex-danseres Ditte met de bureaucratie van uitkeringsinstanties, maar ook met dat van de hulpverleners, de wethouder van Sociale Zaken en zelfs dat van de deurwaarder, die geen andere mogelijkheid meer rest dan tot uitzetting over te gaan. Deze problemen lenen zich immers niet tot eenvoudig moralisme of zwart-wit-denken.’’ [1] 
    • "Je houdt van je vrouw, maar het is menselijk dat je eens een keer wat doet dat wegens ooit voorgeschreven moralisme niet zou mogen. En eh, diegene wil misschien helemaal niet vreemdgaan op dat moment, en denkt: waar ben ik mee bezig?" [2] 
    • Belangengroeperingen en individuele burgers voelen grote irritatie over wat zij kenschetsen als ’de betutteling van de samenleving’. „De overheid en veel door haar gesubsidieerde instanties bepalen het liefst wat we eten, drinken en kijken. Als of we zelf niet kunnen nadenken. Het is vreugdeloos moralisme: als we maar achter de gesloten gordijnen op de bank blijven zitten, komt alles goed,” zo schampert Ton Wurtz van de Stichting Rokersbelangen. [3] 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tubantia Gudo Tienhooven 16-06-17 Schuldig wint nipt de Nipkowschijf
  2. De Telegraaf 29 apr. 2013 Youri Mulder: 'Mijn pa ging niet vreemd'
  3. De Telegraaf ROY KLOPPER 27 sep. 2013 Ergernis over genotsbetutteling tv
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be