minibieb

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

minibieb
Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·ni·bieb
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord minibieb minibiebs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de minibiebv

  1. boekenkast die langs de kant van de weg staat en waaruit men boeken kan lenen en waarin men boeken kan neerzetten
     En dan zijn er de particulieren die boeken achterlaten. Op stations, in een vensterbank of in een wachtkamer. Vaak met een sticker met het verzoek het boek door te geven. Of ze timmeren een huisje met wat planken voor in de tuin. Wie iets kwijt wil, kan daar zijn boek aan een ander gunnen. Lenen en er iets voor terugleggen is overal de regel. In Nederland zijn naar schatting inmiddels 450 van die minibiebs.[1]
     Ook bij zo'n minibieb in Rotterdam-West loopt het al tijden storm, zegt een buurtbewoner bij een kast vol boeken. "Door corona zijn mensen op zoek gegaan naar alternatieven voor winkels en de bibliotheek."[2]


Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 10 augustus 2023 Weblink bron “Een boek lenen in de patatzaak” (Maandag 25 mei 2015, 18:19), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 augustus 2023 Weblink bron “Na boeken en planten delen Rotterdammers ook ontbijtkoek” (Zaterdag 27 maart 2021, 13:00), NOS