mieter weg
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mieter weg (hulp, bestand)
- IPA: / ˌmitərˈwɛx / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- mie·ter weg
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wegmieteren |
mieter weg
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegmieteren
- Ik mieter weg.
- gebiedende wijs van wegmieteren
- Mieter weg!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegmieteren
- Mieter je weg?
- Het blikje dat ik bij de ravitaillering krijg, mieter ik meteen weg", zegt Hermans. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'mieter weg' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Haenen, M."Hermans zweert in de Tour bij fris water" in: NRC Handelsblad jrg. 18 nr. 239 (12 juli 1988); p. 8 kol. 7; geraadpleegd 2018-10-04