mieter weg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mie·ter weg
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wegmieteren

mieter weg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegmieteren
    • Ik mieter weg. 
  2. gebiedende wijs van wegmieteren
    • Mieter weg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegmieteren
    • Mieter je weg? 
    • Het blikje dat ik bij de ravitaillering krijg, mieter ik meteen weg", zegt Hermans. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen