Naar inhoud springen

micmac

Uit WikiWoordenboek

micmac m

  1. (spreektaal) zootje, keet
    «Avec Bertrand et Joseph, c'est tous les jours micmacs à tire-larigot.»
    Bertrand en Joseph maken er iedere dag een vreselijke puinhoop van. [1]
  2. (spreektaal) geroddel, gekonkel
    «Insultée, Marianne a voulu couper aux micmacs de toutes sortes.»
    Marianne was beledigd en wilde een eind maken aan alle gekonkel. [1]