geroddel
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·rod·del
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van roddelen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geroddel | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- aan houdend roddelen en kwaadspreken
- Hier ben ik! Overlaad me maar opnieuw met al uw klachten, uw geroddel. Uw verdachten, uw verwijten, uw betichten. De argumenten die uw zaak moeten verzachten en uw straf moeten verlichten. Geef hier, mon Dieu! Ik stel me voor ze open, allemaal. Ik neem ze aan en neem ze au sérieux. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord geroddel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "geroddel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Tom Lanoye 16 december 2016
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be