merkstift

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • merk·stift
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord merkstift merkstiften
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de merkstiftv / m

  1. een soort viltstift waarmee, met moeilijk uitwisbare inkt, op bijna alle ondergronden geschreven kan worden
     De bandenprikker die actief is in het Westland, laat teksten achter op de auto's waarvan hij de banden lekprikt. Dat bevestigt de politie aan Omroep West. 'Fijne feestdagen' met als afzender 'de bandenprikker', stond er eind december op de auto's met een merkstift geschreven.[1]
     Belinda's kinderen krijgen weinig mee van wat hun moeder vertelt. Ze nemen ondertussen met moeite afscheid van hun kampgenootjes en de leiding. Haar zoon laat trots de namen zien die vriendjes op zijn armen schreven met merkstift. Tariq, Willem-Jan, Tom.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 oktober 2021 Weblink bron “Bandenprikker Westland laat teksten achter op auto's” (05-01-2016), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 oktober 2021 Weblink bron “'Ouders voelen sterk de druk om te betalen, ook als het niet kan'” (05-09-2016), NOS