meldde af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • meld·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afmelden

meldde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afmelden
    • Ik meldde af. 
    • Jij meldde af. 
    • Hij, zij, het meldde af. 


Gangbaarheid