afmelden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·mel·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afmelden
meldde af
afgemeld
zwak -d volledig

Werkwoord

afmelden

  1. wederkerend (informatica) de sessie binnen een programma beëindigen
    • Toen hij klaar was met het programma moest hij zich afmelden. 
  2. wederkerend niet langer deelnemen aan
    • Hij meldde zich af van die vergadering omdat hij een andere afspraak had. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be