mariabiscuitje
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mariabiscuitje (hulp, bestand)
- IPA: / maˈrijabɪsˌkwicə / (6 lettergrepen)
Woordafbreking
- ma·ria·bis·cuit·je
Woordherkomst en -opbouw
- mariabiscuit met het achtervoegsel -je
Zelfstandig naamwoord
het mariabiscuitje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord mariabiscuit
- ▸ Soms deelde het dienstmeisje een mariabiscuitje uit, of een rimpelig appeltje, niet de tractatie waar je op een leeftijd met nauwelijks zakgeld naar smachtte.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'mariabiscuitje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Selma Schepel“Een praktijkles met Sint Maarten” (31 oktober 1996) op trouw.nl
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 14
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 6 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -je in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal