manou

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·nou
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘gladgeschuurd rotan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord manou -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het manouo

  1. dik gladgeschuurd rotan

Gangbaarheid

28 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /manoʊ̯/
Woordafbreking
  • ma·nou

Zelfstandig naamwoord

manou

  1. instrumentalis enkelvoud van mana