manage
Uiterlijk
- ma·nage
vervoeging van |
---|
managen |
manage
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van managen
- Ik manage.
- gebiedende wijs van managen
- Manage!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van managen
- Manage je?
- aanvoegende wijs van managen
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Geluid: manage (VS) (hulp, bestand)
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to manage |
he/she/it | manages |
verleden tijd | managed |
voltooid deelwoord |
managed |
onvoltooid deelwoord |
managing |
gebiedende wijs | manage |
manage
- overgankelijk beheren, besturen, leiding geven aan
- overgankelijk ~ to, klaarspelen, gedaan krijgen, voor elkaar krijgen