mamba
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mam·ba
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Bantoe, in de betekenis van ‘slang’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1976 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mamba | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de mamba m
- lid van een geslacht van grote, giftige Afrikaanse slangen uit de familie Elapidae
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord mamba staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.