madrigal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·dri·gal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘liedvorm’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord madrigal madrigalen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het madrigalo

  1. (muziek) meerstemmig niet-religieus (wereldlijk) zangstuk uit de 14e tot en met de 17e eeuw
Synoniemen
  1. madrigaal

Gangbaarheid

28 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen