Naar inhoud springen

maakte stuk

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 19 jan 2018 om 22:10
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • maak·te stuk
vervoeging van
stukmaken

maakte stuk

  1. enkelvoud verleden tijd van stukmaken
    • Ik maakte stuk. 
    • Jij maakte stuk. 
    • Hij, zij, het maakte stuk.