maakte stuk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maak·te stuk
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
stukmaken

maakte stuk

  1. enkelvoud verleden tijd van stukmaken
    • Ik maakte stuk. 
    • Jij maakte stuk. 
    • Hij, zij, het maakte stuk. 


Gangbaarheid