maakte schoon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maak·te schoon
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
schoonmaken

maakte schoon

  1. enkelvoud verleden tijd van schoonmaken
    • Ik maakte schoon. 
    • Jij maakte schoon. 
    • Hij, zij, het maakte schoon. 
     Ze maakte 's ochtends schoon in het hotel in Kramfors, ging dan met de bus naar huis en deed de afwas in de lunchbarakken van de arbeiders bij de brugfundering en haastte zich daarna naar hem toe om het eten op tafel te zetten, alles in vliegende vaart en altijd met hetzelfde stralende humeur.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044628142