maakte kennis

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maak·te ken·nis
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
kennismaken

maakte kennis

  1. enkelvoud verleden tijd van kennismaken
    • Ik maakte kennis. 
    • Jij maakte kennis. 
    • Hij, zij, het maakte kennis. 


Gangbaarheid