lokaliseerbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lo·ka·li·seer·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen lokaliseerbaar lokaliseerbaarder lokaliseerbaarst
verbogen lokaliseerbare lokaliseerbaardere lokaliseerbaarste
partitief lokaliseerbaars lokaliseerbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

lokaliseerbaar

  1. als de plaats waar iets of iemand is bepaald kan worden
    • Alleen in de Nederlanden, vooral in Brabant en Vlaanderen, bleef het langer bestaan. Daar waren de begijnen bereid zich te laten groeperen, binnen een ommuring aan de rand van het stadscentrum. Zo werden ze lokaliseerbaar en kregen ze bisschoppelijke gezanten over de vloer, die controle hielden over de rechtgelovigheid. Het begijnhof ontstond. [1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Karel Rombaut NRC 22 januari 1999