logeerpartij
Uiterlijk
- lo·geer·par·tij
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | logeerpartij | logeerpartijen |
verkleinwoord | logeerpartijtje | logeerpartijtjes |
de logeerpartij v
- de keer dat men bij iemand anders thuis blijft overnachten
- ▸ Zelfstandig naar school, logeerpartijen bij anderen, kamperen met bevriende ouderparen.[2]
- ▸ Na zijn logeerpartij in Los Angeles heeft Dubbelman nog twee keer geprobeerd Ali op te zoeken. "In 1993 had ik een klus in Chicago. Hij woonde twee uur rijden daarvandaan op een landgoed dat van Al Capone is geweest. Toen ik aanbelde kreeg ik te horen dat hij niet thuis was. Dat kan natuurlijk, maar ik weet niet zeker of dat zo was." Drie jaar later probeerde Dubbelman het nog een keer. "Toen werd gezegd dat hij in Turkije was."[3]
- Het woord logeerpartij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij , ISBN 9789023467014
- ↑ Weblink bron “Fotograaf Dubbelman heeft zoetzure herinnering aan logeerpartij bij Ali” (04-06-2016), NOS